Hoe werkt de telefoon?

Een telefoon bestaat uit twee delen. Uit het mondstuk waardoor je praat en het oorstuk waarmee je hoort. De eerste telefoon had een microfoon die op het toestel zelf zat en waardoor je kon praten. Je had ook nog een soort losse hoorn waarmee je de ander kon horen. Later werden die microfoon en het losse oorstuk als één hoorn gemaakt.

Wat gebeurt er als je belt ? Doordat je praat in de hoorn, zet de telefoon je stem over in een soort elektrisch signaal. Dit signaal wordt door telefoonlijn naar degene gestuurd met wie je belt. In het toestel van de andere wordt het elektrische signaal weer over gezet in je stem. Alle telefoons zijn verbonden met een telefooncentrale in de buurt. Als je het nummer van iemand intoetst, stuur je signalen via de telefoonlijn naar de centrale. Dan word je doorverbonden via de centrale in de buurt van degene die je wilt bellen. Dat gebeurt via kabels. Maar als je in een ander land zit, gaat je gesprek via een communicatiesatelliet. Een communicatiesatelliet is een soort grote spiegel in de ruimte die ervoor zorgt dat je naar de andere kant van de wereld kunt bellen. Eerst gaat het gesprek via de telefoonlijn en de centrale naar een grote zender. Een grote zender op de aarde stuurt het gesprek naar een satelliet in de ruimte. Als je vanuit Nederland belt, wordt het gesprek via een Nederlandse zender naar de satelliet gestuurd. Als het gesprek naar de satelliet is gestuurd, is het signaal zwakker. Dus de satelliet versterkt het gesprek en stuurt het weer door naar een andere grote zender. Daarna gaat het naar een centrale en dan komt het gesprek bij degene aan die je wilt bellen.

De telefoonlijn kan ook gebruikt worden voor het internet, maar als je hem gebruikt voor internet kun je er niet mee bellen.