De geschiedenis van de mobiele telefoon

Voor 1995 hadden maar weinig mensen een mobiele telefoon. De mobiele telefoons waren meestal te zwaar en ze werkten niet altijd goed. Toch werden er al eerder mobiele telefoons gebruikt. Namelijk in het leger aan het einde van de Tweede Wereldoorlog door de Amerikanen en de Engelsen. De eerste mobiele telefoon werd in 1946 verkocht door telefoonbedrijven aan de Zweedse politie. Maar die telefoons waren niet goed. Want als je zes keer had gebeld, waren de batterijen leeg. En in elk land was er een ander systeem, dus je kon niet naar het buitenland bellen. Bij de eerste mobiele telefoons kon je niet praten en luisteren tegelijker tijd. Dus je moest wachten tot de ander was uitgepraat voordat jij iets kon zeggen. En je kon niet over je geheimen praten, want je kon de mobiele telefoon op de radio afluisteren.

Precies 50 jaar geleden verscheen de eerste automatische telefoon in Zweden. Maar die mobiele telefoons waren nog groot en zwaar. Je had ook zogenaamde 'auto-telefoons'. Alleen die waren ook groot en zwaar. En ze namen veel ruimte in beslag in de achterbak. Pas negen jaar later kwam er voor die tijd een draagbare telefoon. Alleen die woog nog negen kilo. In 1973 verscheen het eerste voorbeeld van een echte mobiele telefoon. Die was zo groot als een baksteen en had een enorme antenne. Een soort showmodel dus. Tien jaar zijn deze toestellen te koop geweest. In 1992 verscheen in Nederland de mobiele telefoon zoals we hem nu kennen. Er zijn op de hele wereld wel meer dan twee miljard telefoonaansluitingen. Maar dat betekent dat er wel meer telefoons zijn, alleen ze werken niet allemaal.

Hoe werken mobieltjes

Als je belt gaat het signaal van je mobiele telefoon naar een mast in de buurt. Overal in het land staan masten die signalen kunnen ontvangen en kunnen uitzenden. Het gesprek gaat van de mast via een kabel naar de telefooncentrale. In die telefooncentrale staat een hele grote computer die veel gesprekken tergelijkertijd kan ontvangen. Die computer stuurt het weer naar een mast in de buurt van degene die je wilt bellen. En die mast stuurt het weer door naar die mobiele telefoon. Bel je naar iemand met een vaste telefoon (dus met een huistelefoon), dan gaat het vanaf de centrale via de kabel naar de vaste telefoon.

Als je bijvoorbeeld in de woenstijn of midden op de oceaan zit, dan kan je niet met een mobiele telefoon bellen. Dat komt omdat er dan geen zendmasten en kabels in de buurt zijn. Met een satelliet telefoon kan dat wel. Dat komt dan omdat je verbinding krijgt met een satelliet die duizenden kilometers boven de aarde zweeft. Een mobieltje kan maar een paar kilometer bereiken en een satelliettelefoon wel duizenden.

 

Weetjes

Elisha Gray heeft twee uur na Bell ook een aanvraag gedaan voor de uitvinding van de telefoon. Dus waarschijnlijk hebben Bell en Gray tegelijkertijd de telefoon uitgevonden.

Op 1 Juni 1881 opende de Nederlanse Bell Telefoon Maatschappij op de hoek van de Kalverstraat en de Dam, in Amsterdam, een bedrijf. Toen konden 49 mensen bellen.